15 miljoen mensen op een wel heel klein stukje aarde

10 juni 2014 - Dhaka, Bangladesh

We reizen in een middeleeuws drieluik en zijn vanuit het linker paneel - de Hemel - ineens het rechterpaneel in gezwiept. Je denkt dat je na bezoeken aan Delhi, Jakarta, en Cairo wel wat gewend ben op het gebied van grootstedelijke chaos, maar dan kom je aan in Dhaka.

Er is hier maar een verkeersregel: Iedereen heeft voorrang. Elke vierkante centimeter van de weg wordt gebruikt - vierbaanswegen zijn meestal zeven- of achtbaans - en op kruispunten heerst volstrekte anarchie. Op sommige kruispunten staat een agent, op anderen een stoplicht, en op weer anderen niets, maar het maakt niet veel uit. Stoplichten worden genegeerd, en de meeste agenten ook. We hebben er op gelet: Het is niet de agent die de verkeersstromen bepaalt, maar de verkeerstromen bepalen het gedrag van de agent. De meest assertieve chauffeurs bepalen wat er gebeurt, waarna de agent met het verkeer corresponderende armbewegingen gaat maken om geen gezichtsverlies te lijden.

Toen we voor de tweede keer met onze autoriksja tegen een andere autoriksja knalden waarna de beide chauffeurs elkaar schouderophalend aankeken kregen we door dat botsingen tot op zekere hoogte getolereerd worden in het verkeer van Dhaka. Alle bussen en riksja’s zien er afgebladderd uit omdat ze in hun gevecht voor ruimte regelmatig langs elkaar schuren of op elkaar botsen. Een ritje van ons hotel, dat zowel uitkijkt over de rijkste wijk van Dhaka als over de bekendste sloppenwijk (40.000 mensen wonen op een gebied ter grootte van vijf voetbalvelden), is in feite een (bijna) gratis kermisattractie van een uur: Goed vasthouden, af en toe even de ogen dicht, en hopen dat alles goed gaat. Het is wel jammer dat je continu uitlaatgassen inademt en dat het 38 graden is met een vochtigheidspercentage van 103%. Niet iedereen kan ertegen. Gisteren stonden we bij een kruispunt tussen twee bussen en uit het raampje van de ene kwam een straal gele kots en op de andere een straal rode - gelukkig niet op onze riksja, maar een paar meter ervoor.

Maar genoeg clichés, Dhaka heeft wel wat. De eindeloze betonzee wordt onderbroken door opvallend veel groen, en de mensen zijn ontzettend open, vriendelijk, en ook nieuwsgierig. De Bhutanezen waren ook vriendelijk, maar op een verlegen, wat gereserveerde manier. Hier niets van dat alles. Vanmiddag nog werden we in het centrum aangesproken door een man – Meneer Emran - die ons zomaar uitnodigde om bij hem thuis wat af te koelen, waarna we met zijn 91-jarige vader kennismaakten en allerlei heerlijke hapjes voorgeschoteld kregen. Toen een agent op Ap afstapte om te vragen of hij hulp nodig had - Ap stond stil en keek zoekend om zich heen - en Ap vertelde dat hij wachtte op Madelijn die aan de overkant van de straat stond, toonde de agent aan dat sommigen wel degelijk overwicht hebben. Hij legde gewoon het verkeer stil zodat Madelijn ook over kon steken. En alles wat we doen trekt aandacht. Madelijn koopt vier appeltjes op de markt en er staan meteen twintig mensen omheen die ervoor zorgen dat ze de mooiste appeltjes uit de mand krijgt. Ap koopt een nieuwe koptelefoon (de oude in Bhutan laten liggen), maakt een paar dansbewegingen op straat tijdens het uittesten, en we zijn een kwartier bezig om met allerlei mensen te poseren die heel graag een foto van zichzelf met ons willen hebben.

We raden Dhaka dan ook heel erg aan. Voor een dag of twee.

Madelijn en Ap

Foto’s